| 18 juni 2019
Allereerst: dat laagje vet heeft je lichaam nodig. Het beschermt je onder andere tegen de kou en het werkt als stootkussentje en beschermt zo je organen. Daarnaast zorgt het voor een reservevoorraadje energie en maakt het sommige hormonen aan. Het is alleen de kunst ervoor te zorgen dat je niet teveel vet in je lichaam hebt. Vooral visceraal vet, het vet dat rond de organen en in de buikholte opgeslagen wordt, is ongunstig voor je gezondheid.
Vetpercentage meten
Er zijn verschillende methoden om je vetpercentage te meten.
- Op een weegschaal die het vetpercentage aangeeft
Je vetpercentage wordt ingeschat nadat er een elektronisch signaal door je lichaam is gestuurd. Hier voel je niets van. Doordat vet het elektronisch signaal anders geleidt dan vocht doet, kan de weegschaal een inschatting maken van de hoeveelheid vet. Het is ook echt een inschatting. Als je dorst hebt en wat uitgedroogd bent (bijvoorbeeld na een nacht slapen), geeft de weegschaal een heel andere uitslag (hoger vetpercentage) dan wanneer je goed gehydrateerd bent. Ook zweet en natte voeten na het douchen kunnen je meting verstoren. Daarnaast kiest het stroompje de kortste weg. Als je met je voeten op een weegschaal staat die je vetpercentage meet, gaat dat stroompje van je ene been naar je andere been en hoeft dus niet hoog door je lichaam. Zie de uitslag dus als een indicatie en hecht er niet teveel waarde aan. - Via huidplooimetingen
Een getraind (sport)diëtist, fysiotherapeut of arts kan huidplooimetingen verrichten. Met een huidplooimeter wordt de dikte van de huidplooi bepaald en zo kan een voorspelling worden gedaan van de totale hoeveelheid vet in het lichaam. Het gaat bij het meten om specifieke huidplooien en de ene meting gaat uit van meer huidplooien dan de andere. Ook kan de ene persoon die de meting verricht net wat anders meten dan een ander persoon en ook bij één persoon kan er verschil in metingen zitten. Daarom is het belangrijk huidplooimetingen altijd door dezelfde persoon uit te laten voeren, waarbij deze persoon steeds hetzelfde aantal en dezelfde huidplooien neemt. De meting moet ook 3 keer gedaan worden en daar wordt het gemiddelde van genomen. Het uiteindelijke resultaat is redelijk nauwkeurig. - Dexa-scan of hydrostatisch wegen
Deze methodes zijn wat ingewikkelder en duurder en worden vooral klinisch gebruikt bij medische klachten. Deze metingen zijn wel het meest betrouwbaar.
Het gemiddelde vetpercentage
Vrouwen hebben gemiddeld een hoger vetpercentage dan mannen: 25 - 31 procent versus 18 - 25 procent. Als je als vrouw 65 kilo weegt, draag je dus ongeveer 16 - 20 kilo vet met je mee. Bij een man van 90 kilo gaat het om 16 - 22,5 kilo. Een goed getrainde atleet heeft een lager vetpercentage en mensen met overgewicht zitten meestal (een stuk) hoger dan het gemiddelde.
Vrouwen, % lichaamsvet |
Mannen, % lichaamsvet |
|
Atleten |
14-20 |
6-13 |
Goede conditie |
21-24 |
14-17 |
Normaal/gemiddeld |
25-31 |
18-25 |
Overgewicht |
≥ 32 |
≥ 26 |
Visceraal vet: liever wat minder
Eigenlijk gaat het niet alleen over het percentage vet in je lichaam. Ook de plek waar het vet vooral zit, heeft invloed op je gezondheid. Onderhuidsvet is niet zo nadelig. Oké, jij vindt het misschien minder mooi dat je ronde heupen, dikke billen en stevige bovenbenen hebt. Toch kun je dit vet, dat zich direct onder je huid verzameld heeft, beter hebben dan visceraal vet. Visceraal vet is het vet dat zich rond je organen en in je buik ophoopt. Dit 'orgaanvet' geeft een hoger risico op bijvoorbeeld een hoog cholesterolgehalte, diabetes type 2, hart- en vaatziekten en sommige vormen van kanker. Een bolle buik is dus minder gezond dan die dikke billen. Voor vrouwen geldt een verhoogd risico op ongezond orgaanvet als de middelomtrek meer is dan 80 cm en bij mannen zou de omtrek van de taille niet meer moeten zijn dan 94 cm. Staar je dus niet blind op het vetpercentage dat je weegschaal aangeeft, maar pak liever een meetlint om je tailleomtrek te meten.